Hendrikx Van der Spek

Bureau voor bedrijfscommunicatie

Weblog

27.11.08

Guur weer

Het is wat guur weer de laatste tijd. De geelbruinige bladeren vallen van de bomen en het is de tijd van gladde treinrails. Tijdens de donkere dagen met regen, wind en zelfs sneeuw, lijken het regenpak, loopneus en traanogen verplichte onderdelen van een fietstochtje naar de buurtsupermarkt. Terwijl ik fiets, spookt het woord ‘guur’ door mijn hoofd. Of moet het ‘onguur’ zijn? Hoog tijd voor een zoektocht naar de herkomst van deze woorden: welke relatie hebben ze eigenlijk? De website van het Genootschap Onze Taal biedt uitkomst:

“Onguur (…) is voortgekomen uit het Middelnederlandse gehuere. Gehuere betekende 'lieflijk'. On-guur betekent dus 'niet-lieflijk' (…). Guur is volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) waarschijnlijk "bij valsche gevolgtrekking" van onguur afgeleid. Mogelijk ging men in onguur het tweede lid (guur) negatief opvatten(…). Bovendien krijgt on- weinig nadruk in de uitspraak, waardoor het gemakkelijk kon wegslijten. Guur en onguur kregen daardoor ongeveer dezelfde betekenis. (…) Inmiddels hebben onguur en guur elk hun eigen gebruikscontext. Guur heeft tegenwoordig alleen betrekking op het weer(…). Onguur (…) wordt meestal voor personen gebruikt.”

Nu maar hopen dat het weer wat 'gehuerer' wordt…

Sibylle @ 15:36 | link |