Hendrikx Van der Spek

Bureau voor bedrijfscommunicatie

Weblog

17.10.07

Communicatie op ’t werk
Ooit werkte ik een maand of vier als dictafonist voor een groot academisch ziekenhuis. Ik tikte daar operatieverslagen voor het medisch archief.

Vooral in het begin was het werk een grote aanslag op mijn luistervermogen. Mijn vrouwelijke collega’s en ik luisterden knerpende minicassettebandjes af, waarop chirurgen met bekakt stemgeluid verslag deden van hun operaties.

Meestal raffelden de chirurgen het inspreken af, want voor hen was het een noodzakelijk kwaad. Met een sneltreinvaart hoorde je zoiets als “pasjen-o-alg-a-e-sie” voorbij komen. Via een soort auditief Lingo-proces maakte ik daar “patient onder algehele anesthesie” van. Nee hoor, kwam soms als commentaar terug, dat moet analgesie zijn. Een miniem verschil, maar toch blijkbaar belangrijk genoeg om het verslag te laten verbeteren.

Foutjes maken was niet leuk, want er waren toen nog geen tekstverwerkingsprogramma’s. Alles moest met drie (ja, ja) carbondoorslagen getikt worden. Er was wel een kopieerapparaat, maar dat was natuurlijk te duur. Maakte je een fout, dan moest je op alle vellen met correctielak aan de slag. En dan maar wachten tot het droog was... Gelukkig pikte ik de medische en anatomische termen zoals proximaal, distaal, duodenum, jejunum, peritonitis, sternocleidomastoidius, atherosclerose, etc. snel genoeg op. In ieder geval wist ik hoe je iets moest spellen. En mijn scrabble-opties namen kwadratisch toe.

Weinig emotie viel te bespeuren in stem en woordkeus van de artsen op de bandjes. Soms steeg hun gebruik van lijdende vormen tot grote hoogte om maar een onpersoonlijke observator te kunnen blijven. Mooi voorbeeld: “Er werd een patiënt gezien die ...”. De enige keer dat ik een gevoel kon beluisteren was toen ik een nogal paniekerig klinkend verslag uitwerkte. Ik hoorde later dat het om een patiënt ging die onder de tram gekomen was en op de operatietafel was overleden.


Op een gegeven moment had ik er genoeg van en drong ik intern op ander werk aan. Toen werd ik toegevoegd aan de typkamer van een beroemde professor. Ik was helaas de onderste in de pikorde. Als de professor iets zei, deed de hoofdsecretaresse alsof god persoonlijk de afdeling was binnengestapt, voor het voetvolk was een grauw en een snauw voldoende. Een maand later had ik dus een andere baan buiten het ziekenhuis gevonden.

Lucien @ 16:03 | link |